Historie

Beknopt overzicht van de geschiedenis van het dorp Kootstertille

Al voor 1441 kwamen Kooten (nu Kootstertille en Drogeham) voor in het Munsterse Dekenaatregister. Daarin werd Kooten “Westerham” en Drogeham “Asterham” genoemd. In nog oudere tijden moeten deze onderdelen zijn geweest van de zeer uitgestrekte moeder-parochie Augustinusga. Westerham schoof in de 14e en 15e eeuw langzaam in westelijke richting op en kreeg toen de naam “Cottum”. Deze naam zou komen van de kleine boertjes, de kotters, die er woonden

Hervormde kerk. De eerste kerk van Kooten stond er waarschijnlijk al rond het jaar 1200. Deze stond aan de zuidzijde van de Alde Dyk op de grens van de zandgrond en het vroegere moeras. Bij het gebouw was een kerkhof en een klokkenhuis. Waarschijnlijk was Sint Benedictus de schutspatroon.

Men veronderstelt dat de kerk ruim voor de reformatie afgebroken werd. Een oude overlevering vertelt dat bij die gelegenheid de bewoners van de parochie zich in een lange rij opstelden en zo de stenen van de één naar de ander doorgaven tot de plek waar nu het kerkhof aan de Tillebuorren is. Een verhoging van het terrein is nog duidelijk te zien. J. Stellingwerf maakte in 1722 een tekening van de kerk, die hierbij is afgebeeld.

Van deze kerk, die in de 19e eeuw te klein bevonden en afgebroken werd, is niets meer over dan enkele kloostermoppen en ‘âlde friezen’ die bij grafgravingen regelmatig opduiken.

En dan volgt de derde kerk, oftewel het schandaal van de Koten. Wat is er gebeurd? Het dorp bestond eigenlijk uit twee buurtschappen: Kooten, waar de boeren woonden, en Kootstertille, de plek van de arbeiders. In 1878 besloot de kerkvoogdij (bestaande uit boeren), zonder medeweten van de kerkenraad, een nieuwe kerk in de Koten te bouwen, in plaats van in Kootstertille (waar de oude kerk stond). In datzelfde jaar stond de kerk er al (tegenover wat nu taxi Waaksma is). In 1882 kwamen er bij een nieuwe kerkelijke regelgeving andere kerkvoogden, waaronder nu ook arbeiders. Zij ondernamen meteen stappen om de kerk te verplaatsen. Voor tienduizend gulden werd de kerk afgebroken en driehonderd meter verderop in Kootstertille op de huidige plek weer opgebouwd!

Het huidige kerkgebouw dat op 6 mei 1883 in gebruik werd genomen, is een eenvoudige zaalkerk met een vrij forse toren. Het schip valt op door de grote ramen, waardoor er binnen een open en lichte ruimte is ontstaan. In 1964 en 1983 zijn er uitgebreide restauraties geweest, waarin indelingen en interieur werden veranderd; in 2013 volgde een grote restauratie van toren en schip van de kerk.

Op bijgaande foto is te zien dat voor 1980 de ingang voor is beschermd door een afdak (tegen uit de gevel vallende stenen) en de zijingang is aan de andere kant.

Gereformeerde kerk. 3 juli 1966 is een gewichtige dag voor gereformeerd Kootstertille, dat voor het grootste gedeelte behoorde tot het territoir van de kerk van Drogeham en op de zondag tot een zelfstandig Gereformeerde kerk worden geïnstitueerd. Dat betekende dat de wegen van Kootstertille en Drogeham voortaan uiteen zouden gaan ofschoon ze in dezelfde classis en kerkelijk verband blijven. Men kerkt eerst in het Tillehûs, er werden bouwplannen gemaakt en na vele acties en werkzaamheden als bloembollen pellen en spruitjes verwerken.

Na acht jaar Tillehûs is de opening op 2 juni 1974.

Op 15 januari 2013 fuseerden hervormde gemeente en gereformeerde kerk tot de Protestantse Gemeente Kootstertille.

Scholen.

Een eenlokalig schooltje, zonder onderwijzerswoning, eigendom van de kerkvoogdij. dat was het begin.

In 1989 wordt in Kootstertille een jubileum gevierd. Het openbaar lager onderwijs is 150 jaar oud. In het toen verschenen boekje wordt de geschiedenis verteld vanaf 1839, waarin meester Jansma het onderwijs in Kooten gestalte moet geven. De school stond, met het schoolhuis, aan de Kooten en bestond uit één grote ruimte zonder tussenmuur. De kinderen zitten op lange houten banken zonder rugleuning. Allemaal hebben zij een soort kist, met schuifdeksel. Deze wordt op schoot genomen bij het op de lei schrijven en wordt aan de wand opgehangen of mee naar huis genomen als de school uitgaat. In een hoek staat een lange tafel waar de hoogste klas met inkt op papier mag schrijven met de ganzenpen. Dit gebeurt één uur in de week. De meester zit op een hoge stoel achter z’n lessenaar. Eromheen is een soort houten bak getimmerd met een deurtje. (Het tochtte nogal over de vloer).

Er wordt les gegeven in schrijven, lezen en een beetje rekenen. Later aangevuld met nog geschiedenis en aardrijkskunde. Er is 1 meester en 2 kwekelingen.

Aan de noordkant van het schoolgebouw zitten geen ramen. Er is tussen die blinde muur en de haag een strook van 4 meter breed. Op deze plek doen de kinderen wat thans op de wc plaats vindt, zowel de grote als de kleine boodschap. Er is een lange greppel gegraven en als die vol is wordt hij dichtgegooid en wordt een nieuwe gegraven.

Later wordt de bestaande school vernieuwd. Er komt een derde lokaal bij en het oorspronkelijke gebouw wordt door een muur in tweeën gedeeld en alle drie lokalen komen met een deur uit op een gang. Er komen op twee plekken wc’s.

In 1953 is de school helemaal vernieuwd Er is een gang met wc’s bijgekomen, de gevel ziet er anders uit. Binnen is het meubilair vernieuwd (tafels en stoelen i.p.v. banken, van de fabrikant Marko die belang had bij een proeflokaal in de buurt).

In 1962 wordt verhuisd van de Kooten naar het dorp. Naast het dorpshuis wordt eerst een houten school gebouwd, die op 2 juni 1965 in gebruik wordt genomen.

Vanaf 1980 is de stenen school O.B.S. Balkwar in gebruik.

In het schoolgebouw aan De Koaten heeft de Gereformeerde basis streekschool nog gebruik gemaakt voor het geven van lessen, voordat ze naar een nieuwe school in het dorp verhuist. De Oranje Nassauschool aan de Linthorst Homanstrjitte werd in september 1980 geopend.

De school aan De Koaten is daarna afgebroken.

Aan de Goudsjeblomstrjitte werd in 1966 een Christelijke school geopend. Voor 1966 gingen kinderen van ouders, die voorstanders van Christelijk onderwijs waren, in Drogeham of Twijzel naar school. Het dorp was te klein voor een eigen Christelijke school. Toen Kootstertille in 1959 de status “groeikern’ kreeg, kwam er meer industrie en dat had tot gevolg dat het dorp meer inwoners kreeg.

Op 21 januari 1964 werd de bouwvergunning bij de gemeente aangevraagd.

De school kreeg later de naam “De Merlettes”.

De kleuterschool, tegenover deze school, was vanaf 1964 al in gebruik.

Industrie.

Rond 1789 waren er bij “de Cootstertille” (brug over het Kolonelsdiep) al kleine industrieën actief. Bierbrouwer, gortmaker, jeneverstoker worden in de analen van het Ryksargyf in Leeuwarden vermeld.

Een kleine scheepshelling, gelegen aan het einde van de Mounestrjitte, bouwde van 1897 tot 1917 skûtsjes en repareerde schepen. Er staat nu nog 1 huis, vroeger het ‘hellinghuis’ genoemd. Eigenaar was Joon van der Werff.

Het dorp kreeg in 1890 in de voormalige jeneverstokerij een stoomzuivelfabriek ‘De Hoop’, die de eerste in Achtkarspelen was. In de fabriek stond een stoommachine met een vermogen van 6 pk. Het personeel bestond uit 4 arbeiders en een jongen. Eigenaars waren Gosse Jans de Boer en Botte Bosma. In latere jaren was Dorhout directeur van deze fabriek.

De fabriek stond op de plaats waar nu Biddle is.

In 1920 wordt de zuivelfabriek opgeheven.

Vanaf 1921 is N.V. Cocosindustrie Wilhelmina in bedrijf. Vervaardigd werden cocosmatten die haast iedereen wel in huis had. In de fabriek hebben vele arbeiders een bestaan gevonden. Helaas duurde dit niet lang, in 1925 werd de cocosindustrie opgeheven.

Tussen 1925 en 1945 zijn er verschillende activiteiten in deze fabriek geweest. Bijv. een bedrijfje dat olie uit aardnoten perste en een drogerij als opvolger. “Wat de grondstoffen betreft was men niet kieskeurig. Zo werd er heide gedroogd en in de oorlogstijd volgden er zelfs bladeren van elzen en braamstruiken, die door de bevolking van het dorp, vooral de kinderen, verzameld werden en via de opkopers belandden bij de drooginstallatie; deze maakte ze geschikt voor theesurrogaat enz.”. Dit vertelt Oeds de Goede, als los werkman in de fabriek werkzaam, tot zijn pensionering bij metaalindustrie Marko.

In 1945 werd de fabriek overgenomen door de gebr. Van der Mark en gebr. Kooistra. Zo ontstond ook de naam: Marko. Eerst werden fietspedalen gemaakt, maar in 1951 werd begonnen met de fabricage van buismeubelen en schoolmeubilair. Vele mensen zullen zich de schooltafeltjes en –stoelen nog herinneren: de zwarte bakelieten ruimte voor de pennen en het inktpotje.

In 1962 verhuist de Marko naar zijn hoofdvestiging in Veendam.

Het personeel en de gebouwen worden overgenomen door Biddle B.V.

Groeikern Kootstertille kreeg vanaf de vijftiger jaren veel industrie erbij. Scheepswerf Kramer & Booy, steenfabriek, Stertil, NBI, Niemans’ Beton (later Haitsma), etc.
De scheepswerf was één der eersten die zich vestigde, hierbij nog een foto uit de beginperiode.
Er werden hier vele schepen gebouwd en de tewaterlatingen waren altijd spectaculair.

Het ging toch nog een keer mis.
November 1978: het schip “Atlantic” werd van de dwarshelling te water gelaten. Het boekje “Woelige jaren in Kootstertille” vertelt het zo: het schip kwam in het water niet meer omhoog. Integendeel, traag viel het op zijn kant en bleef daar als een neergeschoten olifant liggen.

Het was landelijk nieuws. Het ramptoerisme kwam op gang en de patatboer deed goede zaken bij de haven.

Wijsmuller uit IJmuiden zette het schip weer overeind.

Molens.

Er stonden een aantal molens aan de Mounestrjitte.

De kleinste was een mosterdmolen, een zg. tredmolen, aan het Kolonelsdiep. De eigenaar was de heer A.P. Kamminga. Dit bedrijf is hier langer dan 300 jaar gevestigd gebleven. Na eerst een volledig gruttersbedrijf te zijn geweest, bleef later alleen de mosterdfabricage over.

De foto toont de mosterdmoune. Het grote wiel dat door het paard wordt rond gedraaid, brengt het wiel links in beweging en verhoogt de draaisnelheid hiervan. Het kleine wiel brengt de maalsteen in beweging. Het paard had bij het rond lopen oogkleppen op en kon daardoor alleen naar voren kijken.

Tussen de grote stenen wordt het mosterdzaal geplet, vermengd met wei, later azijn, en klaar was de mosterd van Kamminga. Naast de mosterdmolen had Kamminga een groothandel in zogenaamde grutterswaren. Hij verkocht o.a. meel, boekweit, gort, havermout, rijst, erwten, bonen. Deze producten werden gedeeltelijk via het kanaal per schip aangevoerd. Albert Kamminga maakte met de initialen van zijn naam Albert Pieter Kamminga reclame. Hij prees zijn mosterd aan met Altijd Puike Kwaliteit.

Omstreeks 1940 is met de mosterdfabricage gestopt, onder meer omdat er geen geschikt paard meer was voor de aandrijving. Aanschaf van een elektrische motor was niet rendabel.
Eé van de molenstenen ligt nog bij het bankje op de hoek Mounestrjitte / Goudsjeblomstrjitte.
Op de foto links is van de familie Kamminga, daarnaast het gebouw waarin de mosterdmolen stond.
Rechtsachter is een korenmolen zichtbaar. Deze molen is gebouwd in 1867. Hier werd graan tot meel gemalen.
Jarenlang was de molen eigendom van de familie Vries.
De molen is bijna 75 jaar in bedrijf geweest. Johannes Pieter Vries was de laatste molenaar.

Door de crisisjaren was Vries genoodzaakt de molen te verkopen. In 1939 bood hij de molen en het molenaarshuis te koop aan. Het bedrijf werd gekocht door Hendrik Top uit Ten Boer. Top was toen 23 jaar. In hetzelfde jaar werden de wieken van de molen verwijderd. In 1941/1942 zijn de kap en bovenbouw afgebroken. Alleen de stenen onderbouw en de schuren bleven toen nog staan.

Hendrik Top had een fouragehandel en hij verkocht meel voor bakkers. De onderbouw van de molen en de schuren werden gebruikt als pakhuis. De zakken met bakkersmeel werden per schip aangevoerd.

In 1975 heeft Top het bedrijf beëindigd. Het pand bleef onbeheerd staan. In 1986 brandden de onderbouw van de molen en de schuur af. Het restant is verwijderd.

Schuin tegenover de korenmolen stand een oliemolen. Deze werd gebouwd in 1859.

Bij een oliemolen wordt uit oliehoudende zaden, zoals raapzaad, koolzaad en lijnzaad, olie geperst. Deze olie kan o.a. worden gebruikt voor het bakken en braden van voedsel en voor olielampen.

De molen wordt vaak aangeduid als: “de molen van Elderingh”. De molen van Elderingh was in 1914 nog in gebruik. Enige tijd daarna zijn de wieken verwijderd. De molen heeft er enkele jaren ‘onttakeld’ bij gestaan.

Op deze ansichtkaart uit 1916 staan de vermelde 3 molens. Uiterst links de mosterdmolen van Kamminga, daarachter zichtbaar de onttakelde oliemolen en rechts de korenmolen.

Tegenover de zuivelfabriek aan de andere kant van het kanaal heeft nog een molen gestaan in de 19e eeuw. Deze is er maar kort geweest, van 1867 tot 1882. Hij is afgebroken en de bovenbouw in Suameer weer opgebouwd.

Aan de Mounestrjitte was nog een ouderwetse industrie gevestigd, een cichoreidrogerij. De heer Bos was hiervan de eigenaar. De cichorei werd gekneusd om het drogen te vergemakkelijken. Links de drogerij, rechts de opslagruimte.

Deze drogerij stond op hoogte van nr. 36. Later was hier de brandstofloods van de heer Bies.

Bruggen.

Kooten was vroeger een uitgestrekt gehucht waarvan de grond tot aan het Wyldpaed liep. De kern van het dorp was bij de tille (brug). De doorgaande weg van Twijzel naar Drogeham liep door het dorp en dwars hierop was het kanaal, het Kolonelsdiep. Het Kolonelsdiep was genoemd naar Caspar de Robles die in de Spaanse tijd opdracht gaf de waterweg naar het noorden te verbeteren, de vele schutsluizen (vallaat) af te breken. Dit had ook militaire voordelen; hij kon zo gemakkelijk troepenverplaatsingen naar het groningerland doen.

De buurtschap rond de brug over het diep werd Kootster tille genoemd.

Tot 1800 was er waarschijnlijk een vaste brug en moesten de schippers de masten strijken bij het passeren van de brug. Ter vervanging van deze vaste brug werd een nieuwe brug, een valbrug, gebouwd in 1837. In 1965 wordt de valbrug vervangen door een houten draaibrug.

In 1882 wordt de provincie Friesland eigendom van de brug. De houten brug wordt afgebroken en er wordt dan een grote, ijzeren draaibrug gebouwd met daarbij een brugwachterswoning. Deze brug is tot ongeveer 1940 in gebruik geweest.

Op de foto het vooraanzicht van de brug met de lantaarn op de boog. In 1931 werd een verzoek gedaan de boog te verwijderen; vrachtverkeer had last van de lage buitenkanten. Rechts het café.

Nog een ansichtkaart van de brug.

Rechts het brugwachtershokje met daarachter de smederij. Op de achtergrond de korenmolen.

Omstreeks 1930 besluiten Provinciale Staten van de provincies Groningen en Friesland tot een verbetering en uitbreiding van de vaarweg Lemmer-Groningen. Voor Kootstertille betekende dit, dat er een kanaal zou worden gegraven rond het dorp en het gedeelte binnen de kern zou worden gedempt. In 1938 werd bij Hinkehoek begonnen met het graafwerk en het maken van de oeverbescherming. In 1940 was het nieuwe gedeelte van het kanaal bij Kootstertille klaar.

De modder die vrij kwam werd gestort op een grote stortplaats in het land waar nu De Hege Bult is. Dit is dus afgegraven grond uit het nieuwe kanaal. Een gedeelte van de grond werd gebruikt voor het dempen van het oude gedeelte en de opritten naar de nieuwe brug. Voor het bereiken van de nieuwe brug werd de doorgaande weg naar Drogeham verlegd naar de buitenkant van het dorp.

Op de ansichtkaart is de gedeeltelijke indamming te zien. De foto is genomen ca. 1950 van de vroegere plaats van de brug richting de Mounestrjitte. Waar dit oude gedeelte van het kanaal in het nieuwe uit komt, wordt een haven aangelegd voor het vestigen van industrie. Dan wordt het kanaal gedempt tot waar nu Haitsma is gevestigd. De eerste industrieën zijn de scheepswerf en op de ‘punt’ de steenfabriek.

Voordat het nieuwe kanaal in gebruik kon worden genomen, moest eerst de oude overweg naar Drogeham worden verwijderd. Deze lag nog als een dam in het kanaal. Het verkeer had deze nog in gebruik zolang de nieuwe brug nog niet klaar was. Voor de doorvaart werd een hulpbrug gebouwd.

In juli 1940 wordt de nieuwe brug in gebruik genomen. Enkele maanden daarvoor, op 10 mei 1940, was de Tweede Wereldoorlog uitgebroken.

Vele inwoners van Kootstertille en Drogeham maakten die dag een wandeling over deze nieuwe brug.

Hierbij één der vele ansichtkaarten waarop de brug staat afgebeeld.

De brug in oorlogstijd aan het eind van de oorlog.

Tijdens de bezetting bestond de bewaking van de brug uit een aantal Duitse wachtposten, die woonden in een ark, gelegen bij de brug aan de kant van het dorp.

April 1945 bevrijdden de Canadezen onze provincie. Zaterdag 14 april reden de Canadese tanks omstreeks 15 uur door Drogeham richting Kootstertille. Voorop een jeep, daar achter een aantal gevechtswagens. Een lid van de NBS was hun gids. Voor de brug stopte de colonne. Om te controleren of er geen springstoffen waren, reed men met de jeep in een snelle vaart de brug over en daarna weer terug. De brug bleek veilig te zijn en de kolonne reed er nu al schietend over heen. De Duitse wachtposten gaven zich over en werden gevangen genomen. Zonder enige tegenstand kwam de brug in handen van het verzet en de bevrijders.

In 1950 werd in opdracht van het provinciebestuur een brugwachterswoning gebouwd. Het woongedeelte was boven en de slaapkamers beneden. Op de gevel van het huis stond de naam ‘Wyn en sinne’.

December 1992 is de woning afgebroken. De bediening van de brug werd daarna gedaan door de brugwachters van Skûlenboarch en Blauwverlaat. Vanaf 2007 is er automatische bediening op afstand.

Afbraak van de brug in 1962 en bouw van een veel grotere brug.

Zowel het scheepvaartverkeer als het wegverkeer breidde zich sterk uit. De brug was hierop niet berekend. Daarnaast was de brug te smal voor de grote schepen die op de scheepswerf werden gebouwd. Daarom werd de brug in 1962 al weer afgebroken en vervangen door een veel grotere brug. Tijdens de bouw was de enige verbinding met Drogeham omrijden via Skûlenboarch of overzetten met de pont. Dit was allen voor wandelaars en fietsers. Een enkele auto had een uitzonderingspositie, zoals de huisarts van Drogeham.

Straatbeeld tot 1940.

Een eindeloze verkeersstroom gaat dagelijks door de Koaten en over de brug over het Prinses Nargriepkanaal. Elke dag weer. We kunnen het ons maar moeilijk voorstellen dat de omgeving er hier ruim 75 jaar geleden heel anders uitzag. De Koaten was een smalle weg met maar weinig verkeer. De Hege Dyk (oprit naar de brug) en de ‘hoge’ brug waren er nog niet. Het toenmalige Kolonelsdiep liep dwars door het dorp. In 1830 werd de Rijksstraatweg Leeuwarden-Groningen aangelegd. Bij Kootstermolen kwam een afslag die aansloot bij de eeuwenoude zandweg van de Koaten naar Drogeham. Deze weg werd later bestraat en ging tot 1940 vanaf Kootstermolen eerst door de Koaten en via de Tillebuorren naar de oude draaibrug. Vervolgens door de Alde Hamsterwei verder naar Drogeham en verder naar bijv. Drachten. Bij de brug was een kade voor laden en lossen, een herberg, aanlegplaats voor vrachtschepen en de beurtvaart. Veel verkeer ging in de loop der jaren door het dorp. Boeren met paard en wagen, hooiwagens, koetsen, handkarren en hondenkarren. Daarnaast veel voetgangers, later fietsers en een enkele auto. In deze tijd waren er dus maar enkele straten in Kootstertille.
Eerst de Buorren, waar enkele boeren en middenstanders hun bestaan hadden.

In de straat waren o.a. een slager, kleermaker, timmerman, schilder, rijwielhandelaar, kapper, bakker, herbergier, diverse winkeliers.

De Alde Hamsterwei:

Aan de andere kant van de brug leidde de weg naar Drogeham en ook hier was bedrijvigheid. Enkele boerderijen, een bakker, schilders, smid, kruidenierswinkeltje. Rechts het brugwachtershuis, links de smederij.

De Mounestrjitte:

Veel bedrijven langs het kanaal.

Op de foto de stoomboot van de fam. Kramer en de molens. (Stoomboten onderhielden personen-, goederen- en veevervoer naar de steden, in dit geval naar Leeuwarden). Verder scheepshelling, cichorei-, later brandstofhandel, groothandels in grutterswaren etc.

Na de demping van het kanaal was de straat breder en werden er meerdere winkels geopend, zoals een vishandel, een groenteboer, een kruidenier, een melkboer, een kiosk (rookwaren etc.)

De Koaten en Kootstermolen.

De Koaten was de zandweg, later klinkerweg, naar de rijksweg Leeuwarden-Groningen. Hier stonden in het algemeen de boerderijen en halverwege de school.

Foto hierboven is genomen ca. 1950 vanaf het punt waar de weg zich splitst in Buorren en Hege Dyk.

Je kijkt richting Twijzel.

De ander kant op is op onderstaande foto te zien. Links de weg die het dorp in gaat, rechts de weg rondom het dorp naar de brug.

Midden op de foto is op de achtergrond de begraafplaats. Hierbij staat nog een huis, welke vroeger in gebruik was als winkeltje. Laatste bewoner was R. de Wind die in een keet voor zijn huisje vis verkocht. Hij verhuisde naar de Alde Dyk. Het huis is in 1966 afgebroken.

Nog een foto van de Koaten, ter hoogte van de school, die niet zichtbaar is. Door de bomengroei is ook het schoolhuis niet te zien.

Voor de driesprong naar Twijzel/Leeuwarden was een transformatorstation. Er staat nog lage bebouwing op deze plaats die hieraan herinnert.

Dan komen we bij de driesprong waar nu een rotonde is. Op de rotonde ziet men afbeeldingen in de straatstenen van molens. Dat geeft al aan dat hier vroeger een molen heeft gestaan. De eerste molen werd na een zware storm afgebroken; in 1934 werd een nieuwe molen gebouwd, een rogge- en weitmolen. Er is maar 1 afbeelding van bewaard gebleven. De molen is in 1923 afgebroken.

Voor de driesprong splitste de weg zich, links richting Leeuwarden, rechts naar Groningen. In het midden stond een café; de wegen gingen er dus links- en rechtsom omheen.

In de 17e eeuw is er al sprake van een herberg bij Kootstermolen in het dorp Kooten. De oude herberg met de mooie veranda kreeg veel bezoekers. De klantenkring bestond uit particulieren, verenigingen, zoals de ijsclub en vrijz. kiesvereniging, herv. gemeente, paarden-verenigingen, jagers. Bij het café was een schuur met aan de voor- en achterkant dubbele deuren. Bezoekers, die met een koets reisden, konden de schuur door de voordeuren inrijden. De paarden werden dan verzorgd en na afloop van het bezoek aan het café werd de koets via de achterdeuren weer naar buiten gereden. Vele cafés hadden een dergelijke ‘trochreed’.

In 1959 besluit de gemeente Achtkarspelen tot aankoop van het café. Het verkeer wordt steeds intensiever en de kruising zal worden aangepast.

In 1960 wordt het café afgebroken en sluiten de wegen rechtstreeks op elkaar aan, gevolgd in 2003 door een rotonde.

Gebouwen.

We noemen nog enkele gebouwen die belangrijk zijn voor het kerkelijk- en verenigingsleven in het dorp.

It Anker: in 1920 werd de herv. gemeente verrijkt met een verenigingsruimte, welke nu eens de “consistorie”, dan weer eenvoudigweg het “gebouw” werd genoemd. Er werd dankbaar gebruik van gemaakt en het bleek op den duur zelfs te klein. Er kwam een kamer bij.

In 1967 werd opnieuw een verbouwing doorgevoerd. De beide bestaande kamers werden tot een grote zaal samengetrokken, terwijl een hal met toiletruimte en een kleine zaal werden aangebouwd. Toen kreeg ook het gebouw zijn naam. Het beheer van het gebouw was in handen van de koster, die in het aangrenzende huis woonde.

Het gebouw is enkele jaren geleden door de kerk verkocht, het anker in de tuin ligt nu voor de Benedictuskerk en is onderdeel van het kunstwerk “Geloof, hoop, liefde”.

Het dorpshuis.

De uitbreiding van het dorp had tot gevolg dat de activiteiten ook groter werden. Zodoende werd besloten een dorpshuis te bouwen en op 29 januari was de officiële opening door minister Schouwenaar-Fransen.

Hier hebben heel wat dingen een begin gehad. De grote zaal was eerst gymnastiekzaal, waar de scholen en enkele sportverenigingen gebruik van maakten. De Gereformeerde kerk hield er in het begin van haar bestaan haar kerkdiensten. De vrijgemaakte streekschool is er begonnen en heeft er jarenlang gebruik van gemaakt. Het begin van de openbare kleuterschool ligt in het dorpshuis en ook twee klassen van de christelijke kleuterschool hebben er een tijd gebruik van gemaakt. Tijdelijke gebruikers waren ook de Rabobank, het plaatselijke Groene Kruis en de huisarts.

Na een aantal uitbreidingen wordt besloten tot een nieuw gebouw dat multifunctioneel centrum zal worden. Omdat de bouw van dit centrum op dezelfde plek als het oude dorpshuis, is het tijdelijk onderkomen van de dorpshuis in het Kerkelijk Centrum.

In november 2014 wordt het centrum officieel geopend en biedt dit onderdak aan o.a. een gymzaal, huisarts, fysiotherapie, thuiszorg, GGD, jeugdhonk.

De Koaster.

Recente geschiedenis: de bouw van het seniorencomplex aan de Goudsjeblomstrjitte, grenzend aan de Tillebuorren.

Op deze plek stond voorheen een boerderij.

Vanaf 2004 worden er 23 appartementen bewoond door zowel echtparen als alleenwonenden.

Bronnen:

  1. Wildeboer: ‘Grepen uit de geschiedenis van het dorp Kootstertille’.

Klaas de Jong, Drogeham: bijdragen in de dorpskrant over de geschiedenis van Kootstertille.

‘In en om de kerk van Kootstertille’ door C.Glashouwer en G.Bakker.

‘150 jaar openbaar lager onderwijs Kootstertille’.

‘Woelige jaren in Kootstertille’, Hein Bloemink.

‘Kwart eeuw kerk Kootstertille’ H. Top.